Wie waren de eerste vrouwen in de Provinciale Staten?

studioportret van maria barbara boissevain-pijnappel een van de eerste vrouwen in provinciale staten

Studioportret van Maria Boissevain-Pijnappel, rond 1930, foto door Marceau, collectie IAV-Atria

Ruim 100 jaar geleden, in april 1919, werden de eerste vrouwelijke Provinciale Statenleden verkozen. Lees in dit artikel wie dit waren.

Wat deze Provinciale Statenverkiezingen extra bijzonder maakt is dat vrouwen nog geen actief kiesrecht hadden. Zij zelf mochten niet stemmen, maar konden wel verkozen konden worden. In 1919 zag men het belang in dat ook in de Provinciale Staten vrouwen plaats zouden nemen en zich op provinciaal niveau konden laten horen. Zo schreef Bertha Ledeboer, in een van haar artikelen over de verkiezingen voor De Amsterdammer, op 12 april 1919, dat vrouwen op provinciaal niveau vooral winst konden behalen op onderwijs, krankzinnigenzorg, tuberculosebestrijding en op huishoudelijke punten als drinkwatervoorziening, het toezicht op levensmiddelen en elektrificatie. Daarnaast konden vrouwen dan ook meestemmen over leden van de Eerste Kamer.

De eerste vrouwen in de Provinciale Staten

Drenthe

Johanna Hindrika Bergmans-Beins

Johanna Hindrika Bergmans-Beins (1879-1948) werd in 1919 als eerste vrouw voor de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) in de Provinciale Staten van Drenthe gekozen. Ze had een grote voorliefde voor Drentse volkskunde en haar verkiezingsrede hield ze dan ook in het Drents. Bergmans-Beins behield haar zetel tot 1923 en keerde in 1927 terug in de politiek. Naast haar Statenlidmaatschap was ze ook op veel andere vlakken maatschappelijk actief. Zo was ze lid van de Voogdijraad, de Commissie van Bestuur van het Provinciaal Museum in Assen, hoofdbestuurslid van het Openluchtmuseum in Arnhem, bestuurslid van de vereniging Moeder en Kind en had ze zitting in een subcommissie voor volkskunde van de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Bergmans-Beins is echter vooral bekend als schrijfster. Ze publiceerde in tal van periodieken gedichten, verhalen en essays over oude Drentse volksgebruiken.

Friesland

Louisa Maria Besuijen-Lindeboom

Louisa Maria Besuijen-Lindeboom (1877-1967) was een van de eerste vrouwen in de Provinciale Staten van Friesland (1919-1937,1937-1939) namens de SDAP. Besuijen was ook actief in de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Ze is in 1919 ook verkozen tot gemeenteraadslid in Leeuwarden. Punten waar zij zich mee bezig hield: zorg voor tuberculosepatiënten (Provinciale Staten) en loon voor leraressen/oppasters Fröbelschool (gemeente).Ze was getrouwd met Karel Paulus Willem Besuijen. Hij was van 1918 tot 1939 lid van de Provinciale Staten van Friesland en eerste SDAP-gedeputeerde in Friesland.

Grietje Van Dijk

Grietje Van Dijk (1865-1955) is ook in 1919 gekozen in de Provinciale Staten van Friesland. Ze wordt niet in alle verkiezingsuitslagen genoemd, maar de Leeuwarder Courant van 1 juli 1919 bespreekt de provinciale zomervergadering, waar zij en Besuijen aan deelnamen. Ook het Nieuwsblad van Friesland van 8 april 1919 noemt Van Dijk.. Vooraf aan haar politieke carrière was ze lerares. Ze was afkomstig uit Berlikum.
Anja van der Laan heeft in het Friesch Dagblad een artikel gepubliceerd over de eerste vrouwelijke politici in Friesland waarin zij ook vertelt dat Van Dijk als Statenlid onder meer pleitte voor verhoging van provinciale subsidie voor kinderherstellingsoorden, zodat meer kinderen daar verpleegd konden worden.

Groningen

Wabien Mansholt-Andreae

De voormalige onderwijzeres Wabien Mansholt-Andreae (1874-1966) werd in 1919 Statenlid in Groningen namens de SDAP. In 1905 werd ze secretaris van de SDAP in Zuidhorn en omgeving. Ook was zij actief in de Bond voor Sociaaldemocratische Vrouwenclubs (BSDVC) en schreef talrijke beschouwingen in bladen zoals De Proletarische Vrouw en De Socialistische Gids. Andreae bleef tot 1927 Statenlid. Naast Statenlid is ze in 1919 ook verkozen tot gemeenteraadslid in Ulrum. In 1918 stond zij voor de SDAP al op de kieslijst voor de Tweede Kamerverkiezingen.
De Socialistische Gids van september 1916 bevat een essay van Andreae waarin zij sociaaldemocraten en feministen/burgeressen tegenover elkaar zet in de kiesrechtstrijd en uitlegt dat de SDAP moet zorgen dat ‘haar strijd voor Vrouwenkiesrecht niet het Algemeen Mannenkiesrecht in gevaar [brengt]’. De sociaaldemocraten waren bang dat algemeen vrouwenkiesrecht het algemeen mannenkiesrecht in de weg zou kunnen staan.

Roosje Vos

In de meeste verkiezingsuitslagen is haar naam niet terug te vinden, maar ook Roosje Vos (1860-1932) behoort tot de eerste vrouwen in de Provinciale Staten. Van 1919 tot 1927 was zij in Groningen namens het communistische SDP Statenlid. In eerste instantie was zij actief bij de SDAP, waar zij op het partijcongres van 1901 pleitte voor het vrouwenkiesrecht en de achturendag. Van de SDAP is zij overgestapt naar de SDP. In 1918 stond zij ook al op de kieslijst namens de SDP voor de Tweede Kamer.

Limburg

Marie Geys-Rappange

Marie Geys-Rappange (1892-1982) is in 1919 verkozen als Statenlid in Limburg namens de SDAP. Geys-Rappange was ook daadwerkelijk de eerste verkozen vrouw in Nederland, doordat Limburg als eerste provincie verkiezingen hield. In veel verschillende kranten die destijds iets over haar schreven kwam duidelijk naar voren dat zij een arbeidersvrouw was; haar man was mijnwerker. Geys-Rappange is in 1919 ook verkozen tot gemeenteraadslid in Heerlen. Op provinciaal niveau diende ze een amendement in tegen het ontslaan van vrouwelijke ambtenaren wanneer zij trouwden. Dit amendement werd niet aangenomen. Pas in 1956 is het arbeidsverbod voor gehuwde vrouwelijke ambtenaren afgeschaft. Tweede Kamerlid Corrie Tendeloo speelde hierin een belangrijke rol. Geys-Rappange streed ook voor provinciale subsidie voor de oprichting en instandhouding van het Nederlandsch instituut voor volksvoeding.

Noord-Holland

Anna Aukes-Timmers

Anna Aukes-Timmers (1862-1935) werd verkozen tot Statenlid namens de VDB. Ze was bestuurslid bij de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht. Ze heeft in 1907 een afdeling hiervan in Alkmaar en in 1916 in Bergen opgericht. Volgens een artikel in De Amsterdammer was zij ‘het type van de gemoedelijke, practische Hollandsche huisvrouw’. In de Provinciale Staten sprak ze zich uit tegen kindertoeslag. Ze vond dat mensen moesten werken voor hun geld en het niet zomaar moesten krijgen. Ze zag meer heil in het betalen van het gezinswerk van de vrouw. Aukes was de eerste vrouw die in de Staten van Noord-Holland sprak. De leeskamer, waar de leden heen gingen voor een sigaar of sigaret, stroomde dan ook leeg om het eerste vrouwenwoord in de Staten aan te horen.

A.C. van den Bergh

Namens de VDB is in 1919 ook A.C. van den Bergh tot Statenlid verkozen. Voorafgaand aan haar politieke carrière was ze leraar in Groningen en directeur van de HBS in Amsterdam. Daarnaast was zij een van de eerste bestuursleden van de Amsterdamse afdeling van de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht. Onderwijs bleef ook buiten de scholen een belangrijk onderwerp voor haar. Zo heeft zij in de Amsterdamse en de provinciale examencommissies zitting genomen en was ze hoofdbestuurslid van de Vereniging van leraren bij het middelbaar onderwijs. Daarnaast werkte ze als lid van het Comité voor het Middelbaar Onderwijs mee aan de tentoonstelling De Vrouw 1813-1913. In een interview, gepubliceerd in De Telegraaf, vertelt zij hoe zij zich evenveel interesseert voor volksontwikkeling als voor het feminisme. Daarnaast vertelt ze hoe zij in verschillende commissies de eerste vrouw was en met verschillende mannen te maken kreeg die tegen vrouwelijke deelname waren:
‘Zoo werd ik, toen ik van Groningen naar Amsterdam werd verplaatst, lid van de commissie voor hoofdacte-examens. Ofschoon de voorzitter, anti-revolutionair, er uit principe heel erg tegen was. Hij zei later: “Ik zou nooit weer een vrouw uitnodigen, als ik er niet toe gedwongen werd”. Maar hij was heel voldaan over het werk, door mij verricht!’

Marie Boissevain-Pijnappel

Ondanks dat ze namens de Economischen Bond in 1919 verkozen werd tot Statenlid was Marie Boissevain-Pijnappel (1870-1950) zelf geen lid van deze Bond. De pers prees Boissevain-Pijnappel om haar keuze zich niet te binden aan een partij en dus ook niet aan een partijprogramma. Aan de vooravond van de Provinciale Statenverkiezingen sprak zij zich uit over vrouwen in de provinciale politiek:

‘Mevrouw Boissevain-Pijnappel, die de taak van de vrouw in regeeringslichamen besprak, wees er op, dat zij in die lichamen feitelijk een dubbele functie heeft te vervullen, omdat zij er ook zitting dient te nemen als vertegenwoordigster harer sekse, al dient zij in dit opzicht zich te hoeden voor eenzijdigheid.’

Kandidatuur voor de Tweede Kamer en de gemeenteraad heeft zij destijds afgewezen, ‘omdat zij niet zoo veel tijd wenschte te onttrekken aan haar groot gezin’.

Lucie van Kuijkhof-Koedijk

Lucie van Kuijkhof-Koedijk (1863-1930) is in 1919 verkozen tot Statenlid namens de SDAP. Ze is een van de oprichters van de BSDVC en zat ook in het hoofdbestuur. Daarnaast was ze lid van de Armenraad en van de Schoolcommissie in Amsterdam. Binnen de Provinciale Staten werd Kuijkhof benoemd tot commissielid van Bestuur der Provinciale Ziekenhuizen.

Esselina Hendrika Caderius van Veen

Esselina Hendrika Caderius van Veen is in 1919 op 32-jarige leeftijd verkozen tot Statenlid namens de SDAP, maar stond daarvoor in Zandvoort al aan het hoofd van de lokale afdeling. Ze was ook secretaresse van de BSDVC. In 1918 was zij namens de SDAP ook al verkiesbaar voor de Tweede Kamer. Ze is maar kort Statenlid geweest; in 1920 werd ze al weer opgevolgd en ging haar zetel naar een man.

Overijssel

Gaatske Adriana Leendertz-Ladenius

Gaatske Adriana Leendertz-Ladenius (1883-1953) werd namens de SDAP in 1919 verkozen tot eerste vrouwelijk Statenlid van Overijssel. Ze was een fervent voorstander van kiesrecht voor álle vrouwen en verzette zich tegen ‘dameskiesrecht’. In hetzelfde jaar is zij ook verkozen tot gemeenteraadslid in Almelo. Een jaar eerder stond zij al voor de SDAP op de kieslijst van de Tweede Kamerverkiezingen. Ze bleef, met een onderbreking als gevolg van de Duitse bezetting, tot 1950 Statenlid. Als Statenlid zette zij zich vooral in voor volksgezondheid, sociale voorzieningen en volksontwikkeling. In haar eerste speech vroeg Ladenius de Gedeputeerde Staten een onderzoek in te stellen naar de wijze van verpleging van zieken in het algemeen en van tuberculoselijders in het bijzonder.

Utrecht

Hendrika Bakhuis-Wolters

Hendrika Bakhuis-Wolters (1876-1958) werd in 1919 de eerste vrouw in de Provinciale Staten van Utrecht. Namens de SDAP bleef zij tot 1928 Statenlid. Bakhuis werd in 1923 en 1927 herkozen en in 1929 opgevolgd door mevrouw Wolthers-Arnoldi (SDAP). Ze heeft daarnaast ook in het Hoofdbestuur gezeten van de BSDVC. Een van de punten waar Bakhuis-Wolters zich actief mee bezig hield in de Staten was de tuberculosebestrijding. Zo drong ze aan op de bouw van een sanatorium en uitkeringen voor plaatselijke verenigingen voor bestrijding. In 1919 jaar is Bakhuis-Wolters ook verkozen tot raadslid in de gemeenteraad van Zeist. De lokale bevolking was toch nog wat onwennig na de komst van de nieuwe politica; in de volksmond werd Bakhuis gekscherend ‘Bak thuis wortels’ genoemd.

Zeeland

Dien Duiker-Blekkink

Dien Duiker-Blekkink was het eerste vrouwelijke Provinciale Statenlid van Zeeland, namens de SDAP. In hetzelfde jaar is zij ook verkozen tot raadslid in Terneuzen, maar beide functies moest zij in 1920 neerleggen. Haar man was naar Nijmegen verhuisd, waardoor zij wettelijk gezien niet meer in Terneuzen woonachtig was, een voorwaarde voor haar functie als raads- en Statenlidmaatschap. Het Volk speculeerde dat het ontslag van haar man, waardoor hij moest verhuizen, te danken was aan tegenstanders van de Sociaaldemocraten, om zo Duiker weg te werken. Ze noemden het ‘broodroof als socialistenbestrijding’. Deze speculaties werden geuit in 1919, tijdens de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. In 1920 waren er juist suggesties dat meneer Duiker naar Nijmegen verhuisde om zijn vrouw dwars te zitten, en wordt er nergens meer over zijn ontslag of politieke tegenstanders gesproken.

Zuid-Holland

Suze Groeneweg

Als eerste vrouw in de Tweede Kamer is Suze Groeneweg (1875-1940) de bekendste vrouw op deze lijst. Wat echter minder bekend is, is dat zij ook van 1919 tot 1937 lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland is geweest, waar zij zich bezig hield met onderwerpen die haar aan het hart gingen, maar ook met meer algemene onderwerpen als infrastructuur en watertarieven.

Anna Albarda-Brals

Anna Albarda-Brals (1874-1929) is in 1919 verkozen namens de SDAP. Ze heeft in het Hoofdbestuur gezeten van de BSDVC samen met Bakhuis-Wolters. Albarda was kunstenaar; door haar gemaakte afbeeldingen voor de SDAP en BSDVC zijn terug te vinden in het archief van het IISG. Brals was tijdens de verkiezingen van 1919 lijsttrekker voor de SDAP in Zuid-Holland. In de Provinciale Staten pleitte zij onder anderen voor meer subsidie voor kindergezondheid. Haar echtgenoot was Willem Albarda. Hij volgde in 1925 Troelstra op als leider van de SDAP. Hij was ook Wethouder van Onderwijs in Den Haag. Samen hebben zij gestreden voor de beginselen van de Sociaaldemocratie.

16 vrouwen in de Provinciale Staten in 1919

Tijdens de Provinciale Statenverkiezing in 1919, onder passief vrouwenkiesrecht, zijn uiteindelijk 16 vrouwen verkozen.* Alleen Gelderland en Noord Brabant moesten het in 1919 zonder vrouwelijke Statenleden doen. Van de verkozen vrouwen kwamen 75% uit de sociaaldemocratische hoek, met een SDP’er en elf SDAP’ers. In een van haar artikelen voor De Amsterdammer uitte Bertha Ledeboer dan ook kritiek op de concentratie van vrouwen vanuit één specifieke politieke hoek. Drenthe was de enige provincie zonder vrouwelijk Statenlid namens de SDAP. In verschillende verkiezingsuitslagen staat mevrouw De Vries-Bruins vermeld als verkozen Statenlid in Groningen. Zij bleek uiteindelijk toch niet gekozen te zijn. Zij werd echter later dat jaar, in juli 1919, alsnog geïnstalleerd als Statenlid.

* De meesten gaan uit van 15, maar in de biografieën die over Roosje Vos te vinden zijn, staat vermeld dat zij in 1919 ook tot statenlid is verkozen. Dit is ook in één krantenartikel teruggevonden.

Bron: Onderzoek De eerste vrouwelijke Provinciale Statenleden, Emma Broekman, juli 2019. Onderzoeksscriptie voor master Cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht

Lees ook:

Delen: